Tripje naar Rijswijk

Het is maandagmiddag dus we gaan zoals gewoonlijk op pad met een onverantwoorde hoeveelheid labradors.

Om geen reputatieschade op te lopen in Den Haag besluit ik met dit gezelschap naar Rijswijk uit te wijken vanmiddag. Nu maar hopen dat we geen bekenden tegenkomen…

Aangekomen bij het bos liggen de labradors ondanks de opdracht om gewoon op het pad te blijven (en tot grote ergernis van de aanwezige sportvissers) direct in de visvijver. Ik loop samen met de honden die wel luisteren (lees: de niet-labradors) snel door naar het hondenstrandje waar lekker gezwommen kan worden. De labradors voelen zich (waarschijnlijk nadat ze de lunch en al het aas van de sportvissers hebben opgevreten) na enige tijd goed genoeg om zich bij ons te voegen.

Na het zwemmen gaan we even lekker droogrennen op een van de weides om vervolgens in de schaduw van het bos (de temperatuur loopt snel op deze middag) de wandeling af te maken. Tegen het einde van de wandeling besluiten labradors Maxx en Penny dat er toch nog gezwommen moet worden en gaan er – ondanks hevig protest mijnerzijds – als een raket vandoor. Ik ren met de roedel snel de andere kant uit, een strategie die meestal werkt. Meestal, maar vanmiddag niet. Als ik ze na een minuut of wat nog eens roep hoor ik heel uit de verte een vrouwenstem roepen “ze kunnen er niet uit”. Ik roep nogmaals “Maxx, Penny, hierheen!!” Iets nadrukkelijker klinkt er nu “ze kunnen er niet uiuiuihuit!!” In gestrekte draf rennen we in de richting van de vrouwenstem om daar Maxx en Penny aan hun voorpoten aan de net iets te hoge oever van de vaart te zien hangen hangen terwijl de mevrouw naar hen staat te wijzen. Ik zeg “wat een stelletje…” en ga in mijn hoofd heel snel een lange rij Haagse krachttermen af en flap er ineens “OELEWAPPERS” uit.

Terwijl ik mij zeer bewust ben van de totale ridiculiteit van deze uitroep trek ik beide ongehoorzamen snel op het droge en verdwijn als de wiedeweerga met de roedel in het bos.

‘Oelewappers’, waar kwam dat in godsnaam vandaan…